skip to Main Content

Mijn opa bewaarde véél; liet aan mijn vader een volle kelderbox na. Hele administraties, boeken, platen en serviezen. Die ene vaas, dat tapijt, de hengels, enzovoort. Een aantal erfstukken sijpelde naar mij door. Naast een camera en typemachine twee mappen met documenten en brieven uit de jaren 1943 tot 1947. Ooit had mijn opa iets over een kamp gezegd, waardoor ik in mijn 9-jarige hoofd ‘verzet’ aanvulde. Inmiddels wist ik beter. Wat opa – in mijn herinnering wijs, geestig, bedaard en een beetje eng – niet meer kon beantwoorden, konden die papieren misschien wél.

Hoe meer ik zijn verhaal probeer te reconstrueren, hoe meer ik worstel met zijn bewegingen en hoe ongemakkelijker ik word. Hoe dichtbij wil en kan ik eigenlijk komen? Zo beweeg ik met, om en in die papieren, papiertjes, zinnen en schrijfsels van toen. Welke betekenis hebben ze? Onderzoekend, schrijvend, tekenend en fantaserend op weg naar wie weet welk eindproduct (vast iets met papier).

 

 

Een geschiedenis in 150 papiertjes. Van veraf gezien niet veel.

Ik lees korte boodschappen op mini-briefjes die in kleding werden verstopt – soms mochten mijn opa en zijn vrouw niet of nauwelijks brieven sturen. Hij zat immers gevangen. Maar ze schreven; een verslag van een dag, een verslag van wachten, van wat er gegeten werd. Ovomaltine op brood. De noodzaak van tabak. Spullen en gewoonten die al zo lang niet meer van deze tijd zijn. De dagelijksheid maakt het tastbaar. Ik vind het prachtig: het taalgebruik, het handschrift, de verschillende soorten papier. De absurditeit van zinnetjes uit hun context gerukt.

 

Hij heeft een ‘holle boomtheorie’ die ik niet snap, maar die ik goed kan gebruiken.

Natuurlijk valt er op meer plekken informatie te halen. Ik vraag mijn vader mee als ik het archief bezoek, waar we samen de processtukken en papieren bekijken. Veel in het archief is (nog) niet openbaar en we moeten ter plekke lezen en eventueel overschrijven. Dat doe ik.

Mijn vader gaat ook een keer mee naar een fort waar zijn vader heeft gezeten. Een van de vele plekken in meer dan 3 jaar gevangenschap. De foto’s die ik er maak zijn hebben iets van goedkoop drama. Symboliek van hekwerken, roestige deuren en andere tekenen van die tijd de verloren is. Het valt me van mezelf tegen. Of kan dat niet anders in een fort; zo’n monument? De geschiedenis van zo’n plek is bovendien nogal wat groter dan de gevangenschap van mijn opa. Welk voorgesorteerd beeld heb ik, en welk beeld denk ik te moeten geven?

Ik ga regelmatig van het pad. Wie weet waar een zijpad – een flinter die die ik tijdens het zoeken tegenkom – me brengt.

 

Het maken is net zo zeer zoeken en ontdekken als naar het archief gaan. Ik ben geen journalist, stel wél vragen, maar hoef misschien niet echt de antwoorden op die vragen. Er gebeurt veel meer, onderhuids, in contacten, in gesprekken, dat net zo waardevol is als een antwoord dat hoe dan ook van de context afhankelijk is. Dat door verschillende stemmen gefabriceerd zou worden. Een van de werktitels die mijn project door de tijd kreeg was Handwoorden. Al tastend verder komen.

Back To Top